donderdag 25 april 2013

Mijn Expiriment



Mijn experiment.

Afgelopen dinsdag heb ik een prachtige dag misgelopen. De oorzaak: “ongewenste, negatieve gedachten”.

Ik zie het net als drugs. Je neemt een pilletje, het stofje komt in je bloed terecht, en je bent onder invloed. Voor een uurtje of 6.

En nu is het geen drugs, maar een rotte gedachten. Eentje aan pijn, en onrecht, en spijt en al die nare dingen. En een stofje komt in mijn bloed, en ik ben onder invloed. Misschien maar een kleine dosis, misschien maar voor een uurtje. En in dat uur denk ik, waarom voel ik me toch zo rot? Waarom dat nare gevoel? En ik herinner me het, en denk eraan, en denk nog meer. Ik neem één extra stap de traptrede op. En met die stap weer een nieuwe dosis, een nieuw pilletje, en ik ben nog steeds onder invloed, weer een uurtje langer.

Dus ja, je hebt gelijk Mook, het is oneerlijk, voor jou, en voor haar. Bla bla. Ja ratel maar door. En een verpeste dag. En nog een, en straks een verpest leven. En dan kan je nog meer spijt hebben. Haha. Het is bijna om te lachen.

Dus ik stel mezelf een experiment voor. Één week, en na die week heb je weer de rest van je leven om over nare dingen te denken. Maar deze week, zeg je tegen iedere gedachten die opkomt: het is maar een gedachte. Het is niet de werkelijkheid. Het is niet iets dat nu gebeurt. Gedachte. En focus je weer op het nu. Net zoals aan de oever van een kanaal zitten. De afspraak is, bekijk de stroming. En daar voert de stroming een eikenblaadje mee, even ben ik afgeleid. En nu,, een fles, een boek, een pyjama broek? Goh, dit is wel heel interessant.. Nee! De stroming. Niet ‘wat-er-stroomt’. Er kan van alles langs komen, en ook al raak ik even afgeleid, de stroming is hetgeen dat ik in de gaten hou, mijn leven, het nu.

Ik ben gisteren begonnen. Vandaag zie ik haar niet.

Ik had er gisteren last van. ’s Ochtend was het makkelijk, maar toen krapte de kat me, en het brandde. Het brandde wel een half uur, en iedere keer dat ik aan de pijn dacht, dacht ik aan jou, en aan al die krasjes. En legde ik het aan de kant. Dat was het moeilijkste, omdat de pijn een tijdje aanhield. Maar het lukte wel.

zondag 21 april 2013

Het gedachte expiriment begint

Een mooie zonnige door de weekse dag. Ik ben vrij. Ik ben samen met Vro. We gaan straks naar de heide met een kleedje, om in de zon te liggen. Maar eerst nog even langs de supermarkt om lunch en drinken te halen. In de supermarkt komen we haar buur tegen. Een vent over wie ze me verteld heeft. Hij leende haar dvd's uit. En op een dag kwam hij naar haar toe en zei: "Ik moet die dvd's vandaag terug hebben, kom je ze bij me langs brengen?" Vro ging met de dvd's naar zijn huis. Hij had nog nieuwe films die ze moest zien. "Kom maar even mee naar boven" zei hij. Ze volgde hem naar zijn kamer. Daar had hij twee tv's staan, beide waarop porno werd afgespeeld. En hij had een tafel waar coke klaar lag. Hij vroeg of ze seks met hem wilde. Hij woonde samen met zijn vrouw die er niet was. Vro wist niet hoe snel ze weg moest komen en was  zijn huis uit gevlucht. Eenmaal thuis ging gaf ze zichzelf de schuld van wat gebeurd was. Dat zij weer zo iemand aangetrokken had. Weer een band opgebouwd met iemand die toch anders bleek te zijn dan dat hij zich voordeed. Ze voelde zich zo ellendig dat ze een hele fles Bacardi achterover had geslagen. Toen liet ze haar moeder Neila ophalen en belde haar vriendin om te zeggen dat het niet goed met haar ging. Die kon niet komen. Vro begon zich te snijden. Beide onderarmen van boven tot onder. Ondertussen had haar vriendin zich zorgen gemaakt en de politie gebeld. Die ramde haar deur in en trof haar aan, zwaar onder invloed van de alcohol met bebloede onderarmen.

Terug naar de supermarkt.

Daar stond hij dan, met zijn vrouw. Een dik ventje met een bolle kop. Zo'n onnozel figuur. En daarvoor, voor dát, heeft zij zich zo'n pijn gedaan. Zichzelf met een Stanley mes verminkt. Ze zei hem hallo. Ik groette hem en kon bijna geen adem meer halen. "Wat is er?" vroeg Vro. Ik vertelde haar waar ik aan dacht. Ze zei: "Wat ben je toch een lieverd, maar wel een beetje gek af en toe".
Maar die donkere gedachten aan het snijden, aan wat ze zichzelf aan heeft gedaan vanwege zo'n sukkel, die kreeg ik niet uit mijn hoofd. Ik was afwezig tijdens de autorit, op weg naar de heide. Ze vroeg weer wat er was.. ik zei: "Ik heb soms last van wat nare gedachten, maar 't gaat zo wel over. Laat me maar even." "Dat heb jij wel vaak hè" zei ze "ik heb dat ook wel, maar dan gaan ze over mezelf, en bij jou gaan ze altijd over mij, dat vind ik zo lastig."
We parkeerde de auto en Vro leidde de weg naar een rustig plekje. Zelfs daar, in de zon liggend bleef het in mijn hoofd rond spoken. Ik dacht aan een eerdere gebeurtenis. Toen ik vanuit een nachtmerrie wakker werd, de halve nacht gehuild had. Ik dacht aan al het nare dat ik kon denken. Ik had het denken af en toe onderbroken door een anker te zoeken, uit gedachte en in het nu gaand. Meditatie, focussen op mijn ademhaling, aan andere dingen denken. Ik probeerde het allemaal maar niets wilde helpen. Totdat ik na een paar uur alles gedacht had dat ik kon denken. Dat ik het zo vaak, op elke manier gedacht had, dat er niets meer te denken viel.
"Dat is mijn manier om het te verwerken." dacht ik.

Toen ze me er in December voor het eerst over vertelde had het me niet geraakt. Zij heeft liefde nodig en ik ga haar die geven! Zelfs toen ze het me die ochtend na het kampvuur had laten zien. Toen ze haar mouw liet zakken en ik alle rode, verse krasjes had gezien. Ik vond het niet fijn dat ze dat gedaan had, maar ik had er denk ik verder niet zo stil bij gestaan. Dat merkte ik maandag 15 april. Toen ik werkelijk waar crepeerde van het janken bij het terug denken aan dat moment. Maar goed, nu lagen we in de heide, en ik zag het voor me. Het snijden, het stanley mes, ik weet niet meer wat ik er allemaal bij dacht. Maar die dag was mooi verpest.

Er was iets in dat kleine groene boekje over mediteren dat me bijgebleven was. Het einde van de dag besefte ik me dat ik een mooie dag, zonnen in de heide met Vro, verpest had door de hele dag in gedachte te zitten over een verhaal. Iets dat Vro me verteld heeft. Woorden. En die woorden gingen nu leven in mijn hoofd. Ik was begonnen met denken en was er dieper en dieper in weggezakt. Ik besloot een experiment met mezelf te houden. Iedere keer als een gedacht op kwam, zou ik hem gelijk van me af zetten. Ik kon me dat goed visualiseren  Aan de rechter kant van mijn bewustzijn kwam hij binnen, en ik zou hem gelijk een zetje door geven naar links, met de vaart waarmee hij binnenkomt duw ik hem ook weer naar buiten.
Gedachte.. weg.

zaterdag 20 april 2013

Op de heide


We lagen op de heide onder een boom, samen op een picknick kleed. Ik las mijn boek over meditatie en Vro lag met haar ogen dicht te genieten van de zon. Plotseling viel er vanuit de boom een klein kevertje op de open bladzijde van mijn boek. Ik bekeek hem een tijdje. Hij was op zijn rug gevallen, krabbelde zich weer op vier pootjes en bleef zo even stilzitten. Vro zag het ook. Ze zei dat ze insecten eng vind. Ik snapte niet waarom. Ik vond dat al zo jammer, die dag in Artis, dat ze eigenlijk de insecten had willen mijden. Ze kreeg er de kiebels van. "Die kleine beestjes met hun pootjes. Ik moet er niets van hebben!" Ik begon te lachen. Ze vroeg me waarom. Ik vertelde haar wat ik zojuist had zien gebeuren: "Precies op het moment dat je zei dat je er niets van moet hebben viel er eentje op je haar!" Ze spong op, gillend en in paniek. Ze begon zelfs bijna te huilen. Ik vond het zo overdreven.
Ik zat nog steeds met me gedachten bij het mes. "Bang zijn voor een klein beestje" dacht ik "maar wel in je eigen armen snijden met een mes." Hoe durf je bang te zijn! Dat kleine beestje kan jou niets meer pijnlijk aan doen dan dat jij jezelf al aangedaan hebt! Ik uitte mijn irritatie, zonder het over het mes te hebben. Ik had het over dat wat Jeraan altijd als voorbeeld gaf. Ze werd boos en ging weg, terug naar de parkeerplaats. Het was stil...

Ik begon te mediteren. Ik wilde me los maken van alles dat ik voelde. De stilte horen. De wind, de vogels, de vallende bladeren. Ik wilde die dingen horen. Ernaar luisteren. En luisteren naar mijn eigen gedachten. Om ze te zien komen en gaan, en er niet in te blijven hangen. Zo bleef ik wel twintig minuten zitten.
Toen ging mijn telefoon. Een bericht van Vro. Ben je nog van plan om te komen? Ik zit hier te wachten en er zijn enge mannen bij me komen zitten.
Ik moest denken aan wat ze me verteld had. Over die keer dat ze na een ruzie met haar ex vriendje naar de club was gegaan en dronken was geraakt. Dat er een jongen met haar mee naar huis was gegaan, tegen haar wil in. Maar ze was té dronken geweest om zich te verzetten. En hoe hij haar toen verkracht had.
En haar toenmalige vriend? Ik heb haar niet gevraagd of ze het hem verteld heeft. Maar moet je je dat eens voorstellen. Dat je vriendin na een ruzie koppig en kwaad weg gaat, naar de stad. En dat dit dan gebeurt. En nu liep ze ook weg van mij en waren er 'enge mannen' bij haar komen zitten. Ik voelde me zo kwaad worden.

donderdag 18 april 2013

Warm bloed sijpelt


18-04-2013


Ik word wakker uit een nare droom. Een droom waar bloed en dood in voor komt. En die eindigt in angst. Ik open mijn ogen en denk aan de droom, ik zit nog in dat gevoel. Maar ogen open of gesloten, beide werkelijkheden zijn naar. Wij zijn de vorige avond niet fijn in slaap gevallen. Het is raar, alles voelt zwoel en doordrenkt van verdriet. Ik voel geen pijn of angst, alleen een warm bedje van verdriet. Om alle nare dingen die gebeurt zijn. In de wereld. Met jou. Waarschijnlijk nog half in slaap denk ik aan het mesje dat ik uit je kast heb weg gegooid.  Maar in mijn gedachten ligt hij er nog. Ik zie voor me dat ik hem pak en een snee maak in m’n onderarm. Het bloed druipt, vloeit uit de snee, en het voelt warm en fijn. Waarom zou ik het niet doen denk ik? Zodat ik kan laten zien wat het met me doet, hoe erg ik het vind. Of om gewoon mee te doen aan alle narigheid in de wereld. (Ik weet dat dat niet de rede is waarom jij het gedaan hebt, dit staat er los van.. dit is hoe ik het voel.)
Ik kan mijn hele lichaam voelen. Mijn benen vooral. Een soort zachte tinteling. Ik wil niet in bed blijven liggen. Ik ga wel strekken, of mediteren. Of mijn pols, laat ik die gaan koelen.

Je roept me. Ik weet dat je het eng vind als ik alleen beneden ben. Ik ga weer naar boven. Terug in bed. Ik vertel je hoe ik de vorige avond in slaap ben gevallen. Die gevoelens van waardeloos zijn als man, iets dat ik zo graag met je deel en waar we juist ruzie om hebben gehad, en als het er van komt dan kan ik je dat niet eens geven. Je verteld me jou kant van het verhaal. Ik vertel je over de droom. Ik voel nogsteeds dat verdrietige sfeertje. Ik voel me zweven. Het lijkt allemaal niet echt meer.

Mijn benen beginnen loodzwaar te voelen. Plotseling beginnen mijn ogen te zwellen en tranen te stromen. Ik moet veel terug denken aan je vakantie, en de kamer waar die jongen je naartoe meegenomen heeft. Dat je zo’n verhaal moest vertellen, zo erg in angst. Ik denk dat daar het einde van mijn droom mee te maken heeft, in die kamer zitten in angst, met een hond met flijmscherpe tanden.

 Zo veel narigheid in de wereld. Het lijkt van jongs af aan alsof je leven op een rails zit. Je weet wat ‘klopt’  en wat ‘niet klopt’. Maar dan wordt je ouder en opeens lijkt alles mogelijk. Alles dat je maar kan verzinnen. Ik snap niet meer waar het vandaan komt, het gevoel van juistheid. Dat het niet juist voelt om je pijn te doen. Hoe komt het dat ‘ik’ dat zo voel. Het maakt me verdrietig, alsof juistheid niet echt is. Ik kijk door de kamer. Een deur waar ik zo vaak door heen ben gelopen. Waarom sla ik die niet stuk? Waarom breek ik de kast niet, of knip ik die lamp van zijn stekker zodat hij op de grond stuk valt? Het kan allemaal, het is mogelijk. Waarom doe ik dat dan niet?
Ik ben aan het huilen en huilen.  En je troost me. Je doet je shimbala op me en ik probeer er in mee te gaan. Maar mijn lichaam, mijn hele wereld voelt zo groot van verdriet. En jij met je armpjes, en je hand op m’n voorhoofd. Je voelt zo klein en breekbaar. Toch breng je me weer in het nu. Maar ik weet niet meer hoe, zodra je stopt begin ik weer te huilen.

Je vraagt me of ik aan iets leuks kan denken. Ik vraag je waar aan? En er komt geen antwoord. In mijn hoofd hoor ik mezelf zeggen: je hebt drie tellen en dan wil ik iets horen, en anders..
Er komt niets. De drie tellen zijn al lang voorbij. Ik zie me ergens boven op een verhoging staan, waar het juist is. En onder me een zee van mensen in narigheid, en ik vraag me af of ik me er in wil laten vallen. Natuurlijk wil ik dat niet. Maar ik snap niet meer waarom. Ik herinner me dat ik het met Jeraan over liefde had. Maar ik voel mezelf meer en meer als leegte, en deze wereld een film die zich afspeelt. Ik heb het over liefde gehad maar ik weet zelf niet wat het is. Er is geen klein roze hartje ergens binnen in me die ik aan kan wijzen en waarvan ik kan zeggen: dat is het! Het voelt vaag, niet tastbaar, zweverig. Ik twijfel of het bestaat.
Je vraagt mij of ik iets leuks weet. En ik denk terug, aan een warme vakantie, aan mijn zwarte gitaar, aan ’s zomers met al mijn ramen open en lekkere muziek aan auto rijden. Het lijkt allemaal zo lang geleden. Het maakt me alleen maar meer verdrietig.

Ik vertel je een verhaal over de gitaar. Het maakt me rustiger. Maar zodra ik stop met praten gaat het gewoon weer verder. Ik denk aan een actie film, en een held. En de slechterikke. En ik denk, waarom wilt die held het goede doen? Waarom heeft hij niets kwaads in zich. Ik denk weer aan de miljarde nare, slechte dingen die je in de wereld kan doen, en ik vraag me af wat liefde is. Miljarde manieren om slecht, om kwaad te doen, maar er is maar 1 manier om het goede te doen, en dat is om geen van al die kwade dingen te doen. Ik huil nu hard, en dit is de laatste gedachte, zeg ik tegen mezelf. Ik heb nu alles gedacht wat er te denken valt, en nu kan ik stoppen.
Ik knuffel je en knuffel je en het voelt alsof er niets fijners bestaat. Ik hou je zo stevig vast dat ik een beetje bang ben dat ik je straks nog stik. We knuffelen, we vrijen, even voelt alles fijn. En dan eindigd het met onzekerheid en twijfels. Je zegt dat het goed is, alles is stil en opeens begint er muziek in mijn hoofd te draaien. Een liedje van Cloussou, hij zingt: Laat me nu toch niet alleen, radeloos, en verloren. Zijn stem maakt me weer aan het huilen. En opeens ben ik terug bij mijn ouders thuis. Ik denk dat ik nog geen 10 jaar oud ben. Het is zondag en de oude zwarte stereo toren staat er, mijn moeder stopt de CD van Cloussou erin. En ik ruik de kamer, en ik voel de oude, groen leren bank die er stond. En het kleed, en de eikenhoutte salontafel. Het voelt zo echt alsof ik weer ben.

Ik zie een oceaan voor me, en een bootje die voorheen op een rails vaarde, en ik mocht om me heen kijken en me eigen dingen denken over wat ik zie gebeuren. Het lijkt of ik zelf de keuzes maak. Er zit een touwtje aan mijn hoofd die me overeind houd en me het juiste laat doen. Maar opeens is het bootje gestopt met varen, los geraakt van de rails, en ik ben er uit gevallen. En ik kijk om me heen, en er is alleen maar oceaan. Er is heden, en verleden, en ze zijn er allemaal tegelijk. Ik geef Vezy een hand, en ik zeg: “tot over twee weken”, en ik voel de zomer zon en ruik de lucht. Het maakt niet uit waar ik heen zwem, er is geen richting. Alleen maar water. Ik denk dat ik het aan je wil vertellen, maar het is zo veel, en het maakt je vast bang.. ik voel me heel erg moe. Ik wil slapen.